“Ik mag mijn bloedeigen kind niet” vertrouwt een vriendin mij toe. Ik weet niet wat ik zeggen moet. Om haar leed te verzachten biecht ik op dat ik mijn eigen kinderen soms ook niet mag.
“Soms is anders. Ik wil het liefst dat hij uit mijn leven verdwijnt.”
De stilte die volgt, hangt tussen ons in als een dikke muur.
Ik wordt geacht die stilte te verbreken. Ik weet niet wat ik zeggen moet. Welke ouder, vooral moeder durft dit luid uit te spreken? Met alle gemak zeggen ouders “ik kan hem achter het behang plakken”. Er worden lachend anekdotes uitgewisseld, men bevestigt elkaar en gaat over op een ander gespreksonderwerp.
Van een partner kun je scheiden van je kind nooit. Kinderen scheiden ook wel eens van hun ouders maar andersom kom je zelden tegen. Gebrouilleerd raken met je kind of je ouders, komt vaker voor maar wat mijn vriendin bedoelt, gaat dieper. Hoe bespreek je dat je iemand die uit je buik is gekomen en de helft van jouw genen draagt, niet mag? Misschien zelfs haat? De Griekse mythologie barst van haat-liefde verhoudingen tussen ouders en kinderen. Of eigentijdse verhalen van ouders die met pijn in het hart hun kind het huis uit zetten omdat samenleven niet meer gaat. Vaak komt het jaren later goed en is er wederzijds begrip voor de beslissingen van toen. Dit is anders. Er zijn geen noemenswaardige moeilijkheden met haar kind.
“Hoe was het vroeger?”
“Als baby wilde hij nooit geknuffeld worden. Als hij huilde leek het alsof hij niet door mij getroost wilde worden. Ik voelde gewoon dat hij míj afwees. Het klikte toen al niet.”
Het is taboe om zo over je kind te praten. Het voelt tegennatuurlijk. Een hekel hebben aan sommige karaktertrekken van je kind, of zelfs zeggen dat hij daar en daar in precies op zijn vader lijkt – waar je overigens niet voor niets gescheiden van bent – is tot daar aan toe. Maar dit gevoel? Na mijn ongeluk zijn mijn kinderen een enkele keer geïnterviewd over de impact van het ongeluk op hun leven en hun verhouding met hun moeder. Of ik en onze verhouding veranderd waren. Er werden harde noten gekraakt. Omgekeerd pakte ik alles wat discutabel was aan het gedrag of de keuzes van mijn kinderen in analytisch verpakte uitspraken. Om de vermeende tere zieltjes te sparen en toekomstige trauma’s te voorkomen, waar ik later toch weer de schuld van zou krijgen. En zo hoort het. Kinderen mogen tot op zekere hoogte van alles roepen over hun ouders maar als ouders dat doen dan… ja, dan wat? Dan deugen ze niet. Is dat terecht? Ouders zijn ook kind geweest. En ouders zijn ook maar gewone mensen. Soms klikt het gewoon niet.
(Eerder verschenen in de Telegraaf d.d. 20 mei 2011)