Economie of ethiek

Bij de supermarkt staat een man met de daklozenkrant, zijn ogen zoeken contact. Hij groet en presenteert met zachte stem zijn krant. Ik knik hem toe en rol door. In de winkel krijg ik de man bij de entree niet uit mijn gedachten. Wat zal ik op de terugweg doen. Koop ik de daklozenkrant? De eerste exemplaren die ik ooit kocht heb ik nog wel gelezen. Het gaf mij een inkijkje in het daklozenbestaan. Daarna heb ik het blad nog wel eens sporadisch gekocht, maar meestal bleef het ongelezen in de auto. Hoe doe je het juiste? Hoe handel je ethisch op een verantwoorde wijze? Filosofen uit de oudheid hielden zich al bezig met deze vraag.Volgens Levinas (1906 – 1995) is ieders leven gericht op genieten; dus is er daarom gevoeligheid voor lijden. Je kunt je eigen begeerte bevredigen, dat is economie en je kunt luisteren naar wat de ander vraagt en dat is ethiek. Zich het lot van de ander aantrekken is de grondhouding van de mens, aldus Levinas.
Ga ik de daklozenkrant kopen of een fooi geven uit mededogen of om mezelf een goed gevoel te geven? Belangrijk bij mijn afwegingen is dat de man met de daklozenkrant onderdeel uit maakt van een organisatie. Het gaat om mensen die geregistreerd staan als daklozen. In ieder geval lijkt het mij beter voor hun zelfrespect om een product aan de man te brengen dan om zonder tegenprestatie de hand op te houden. Een fooi geven zonder de krant te kopen is beledigend; het maakt een bedelaar van hem.
Een bedelend kind bij het portierraampje in de zich langzaam voortbewegende file in Istanbul gaat mij door merg en been. Mijn lief sommeert mij in zo’n geval, “Kijk voor je, niets geven, raampje dichtlaten, je helpt alleen maar om het probleem in stand te houden.” Ik haat hem op zo’n moment om zijn onverschilligheid en zijn arrogante zekerheid dat hij weet wat het beste is voor … ja voor wie? Voor het bedelende kind, of voor hemzelf omdat hij de ellende niet te dicht bij wil laten komen en zich veilig weet in de luxe huurauto met de raampjes dicht. Ik zou willen dat ik die zekerheid had, of die onverschilligheid. Toch ben ik in mijn hart soms blij met zijn aanpak. Als het aan mij ligt en we passeren hartje zomer op een bergweg een oud vrouwtje met een takkenbos op haar rug die drie keer haar eigen volume heeft, dan stoppen we en bieden haar een lift aan. Mijn lief rijdt vrolijk grappenmakend langs en peinst er niet over om mijn voorstel op te volgen. Bij de supermarkt weet ik niet of ik de verkoper van de daklozenkrant nu wel of niet moet aankijken. Ik heb mijn gedachten nog niet geordend. Kopen, niet kopen. Ik twijfel. Ik zie hoe iemand een krant bij hem afneemt en een praatje maakt.  Ik voel opluchting en besluit volgende keer weer een krantje te kopen.

Deel Dit