Verborgen gebreken

Je bent 25 jaar, in 6 weken na de verschrikkelijke diagnose verlies je je – veel te jonge-  moeder en vier maanden na haar dood raak je ook je huis en haard kwijt omdat je man van je wil scheiden. Nog geen vier maanden later raak je ook je baan kwijt omdat het slecht gaat met de zaak waar je werkt. En niemand die dat aan je mooie, knappe, blonde kop kan zien. Hoeveel kan een mens hebben? En nee, je hebt er geen boodschap aan dat het altijd nog slechter kan. Dit overkomt onze oudste dochter. En toch, tegen beter weten in geven wij haar, naast troost, ook adviezen.

Ik lag zwaar gewond, met een dwarslaesie op bed en mijn ouders dankten God. Natuurlijk moest ik dankbaar zijn. Ik leefde nog, had een man, die niet alleen bij me bleef maar ook zorgzaam was. Een geluk bij een ongeluk. Het had erger gekund. Oh wat haatte ik die woorden. Na verloop van tijd – en dat besef kwam binnen twee maanden – dacht ik inderdaad dat het erger had gekund.

Ik bén gelukkig al moeder, welk lot moeten mijn jonge dwarslaesie-genoten ondergaan? Ik héb inderdaad een liefdevolle relatie. En het is wél geluk bij een ongeluk dat ik een incomplete én lage dwarslaesie heb. Daardoor voel ik mijn benen (de pijn neem ik met liefde op de koop toe) en kan fysiek meer dan mijn lotgenoten. Natuurlijk moet ik er hard voor werken, maar ik heb al een carrière waar ik op voort kan bouwen. Kortom; alle clichés kloppen, tot en met de kop is halfvol, in plaats van halfleeg.

“Jouw handicap is tenminste zichtbaar.” Ik kijk mijn kennis niet begrijpend aan.

“Jíj oogst medeleven. Iedereen vindt jou ‘zielig’ .

“Wat bedoel je?”

“Met jou houden ze rekening. Laat staan dat iemand mij begrijpt. Mij geloven ze niet eens!”

Ik zie een mooie, jonge vrouw. Haar blik valt me nu pas op: levensmoe.

“Mijn ziekte is onzichtbaar. Ik ben al twee jaar dood- en doodmoe.”

Na twee jaar onderzoek is er bij haar ‘eindelijk’ een zeldzame spierziekte ontdekt. Nu kan zij er tenminste rekening mee houden. Maar omdat ze er ‘normaal’ uitziet en soms energiek is,  begrijpt en gelooft de buitenwereld haar niet. Ze moet zich niet zo aanstellen. Ze is veel vrienden kwijtgeraakt.

“Toch zou ik niet met je willen ruilen hoor. Ik kan tenminste lopen.”

Het steekt me maar opeens besef ik dat ík niet met haar zou willen ruilen! Ik ben blij voor ons allebei dat we onszelf gelukkig prijzen.

Iedereen kan verborgen gebreken hebben. Afhankelijk hoe men ermee omgaat, kan het erger of beter.

En onze dochter? Binnen 24 uur had zij een nieuwe baan.

(Eerder verschenen in de Telegraaf 2 september 2011)

Deel Dit