Terugblik

Twaalfeneenhalf jaar geleden kreeg ik een telefoontje van een redacteur of ik columns voor De Telegraaf zou willen schrijven. “Zegt u niet meteen nee”, zei hij snel, toen het stil bleef aan mijn kant.

Drie dagen daarvoor had ik meegedaan aan een fakkeloptocht waarmee aandacht werd gevraagd voor het lot van vluchtelingen in Nederland. Mijn bijdrage bestond er uit dat ik cabaret op het podium verzorgde, waarin ik een vluchteling speelde. Het publiek was ontroerd en mijn optreden werd geroemd. Enthousiaste bewonderaars waren van mening dat mijn optreden en mijn boodschap door meer mensen gezien en gehoord moesten worden. Als artiest deelde ik die mening. Maar schrijven in de Telegraaf? Ik heb er lang over nagedacht. 

Er volgden kennismakingsgesprekken, een lunch, een bezoek aan de krant. Op een paar vrienden na waren de reacties: “Wil je werkelijk voor De Telegraaf gaan schrijven? Een rechtse sensatie krant en anti buitenlanders bovendien? Weet je wel dat die krant in de oorlog fout is geweest?”

“Preken voor eigen parochie is makkelijk.” Was steevast mijn antwoord en ik ging de uitdaging aan. Moedig ook van de krant, om een vrouw van Turkse origine, van wie bekend was dat ze geen blad voor haar mond nam, in huis te halen als columniste. De krant kreeg ook kritiek te verduren van abonnees of ze geen Hollandse columniste konden vinden? “Waarom moet het een buitenlander zijn?” Ook intern waren de meningen verdeeld. Tot ik in een televisieoptreden het opnam voor de Telegraaf.

In mijn columns heb ik heel wat onderwerpen vanuit mijn visie en kijk op de wereld aan de orde gesteld.  Ook al woon ik vanaf mijn 7e levensjaar in Nederland, als ik mij druk maak over zaken waar elke rechtgeaarde Nederlander zijn gal over kan spuwen, dan krijg ik te maken met het telkens weer verbazingwekkende fenomeen dat ik er toch niet helemaal bij hoor. Als ik in mijn column kritisch schreef over het functioneren van de NS (weet u nog ‘het rondje om de kerk’) of kritisch schreef over het onderwijssysteem, kreeg ik reacties als “rot dan op naar je eigen land, als het je hier niet bevalt.” Ordners vol heb ik in de loop der jaren verzameld. Ik sorteerde ze op fanmails, kritische mails en haatmails. De haatmails met dreigende taal waren vaak anoniem. De laatste kerst die ik nog lopend heb doorgebracht kreeg ik een kerstkaart met de wens dat alle buitenlanders, alle allochtonen en alle moslims boven de bergen levend het vliegtuig uitgegooid moesten worden. Een ijskoude douche.

Soms durfde ik die enveloppen niet te openen. Mijn huisgenoten moesten ze eerst lezen en alleen ‘de goede’ brieven aan mij geven. Maar gelukkig heb ik ook heel veel positieve reacties mogen ontvangen. Vooral na mijn ongeluk. Ik ontving kaarten en brieven met beterschapwensen en teksten als ‘gelukkig bent u er nog’.

Sommigen stimuleerden en bewonderden mijn doorzettingsvermogen, zeiden kracht te putten uit mijn verhaal, terwijl ik de kracht om door te gaan juist mede haalde uit hun brieven. De Telegraaf en mijn lezers maakten van Nederland een warm bad.

(Eerder verschenen in De Telegraaf vrijdag 20 juli 2012)

Deel Dit